De eerste serieuze ‘krachtproef’. Hartje winter, woensdag 13 januari om 12.30 staat de afspraak bij de sportarts in Groningen. Het is fris, winterse buien en prachtige opklaringen wisselen elkaar af. Eerlijk gezegd, ik heb afgelopen nacht wat slechter geslapen dan normaal. Ik ben gespannen voor stap 1: het meten van mijn conditie en startpunt voor een trainingsschema. Hoe is mijn lichamelijke conditie gesteld, hoe zijn mijn bloedwaardes? Blijkt de oude ongekalibreerde weegschaal thuis dezelfde kilo’s aan te geven als de professionele ziekenhuisweegschaal? Zijn er nog andere onderliggende dingen die ik zelf nooit heb ontdekt? Met zicht op het trainingsveld van de plaatselijke FC waag ik me aan mijn eerste krachtmeting.

De check up

Voordat ik op audiëntie mag bij de sportarts wordt er eerst bloed afgenomen en wordt gekeken hoe mijn bloedwaardes zijn. Geen gekke dingen of afwijkingen. Cholesterol is goed, evenals de bloeddruk en zuurstofwaardes. Enigszins gerustgesteld wandel ik in mijn wieleroutfit door de gangen van het Omnium. Het serieuze werk gaat nu beginnen. Voor de inspanningstest wordt alles gemeten, gewogen, slechts anderhalve kilo meer dan thuis, pfieuw. Men kijkt hoe flexibel ik ben en checkt mijn medische achtergond. De zaalvoetbalblessures uit het verleden vormen geen belemmering meer. Wel heb ik al tijden wat rugklachten en wordt vastgesteld waar dat vandaan komt. Met wat tips van de arts voor de fysio kan ik dan eindelijk op de fiets stappen voor de zogenaamde ftp test.

Trappen, trappen, doortrappen

Ik krijg een aantal plakkers op mijn lichaam en moet heel hard in een beademingsapparaat blazen om mijn longinhoud te meten. En dat is niet de grootste, weet ik van vroeger toen ik nog in de fanfare zat een een groot instrument bespeelde. Maar dat drukt de pret niet.  ‘Ben je er klaar voor?’ vraagt de sportarts. Met alle plakkers en fietspositie zit het goed, het moet maar. De test duurt twintig minuten en bouwt rustig op. Ik heb de eerste 7 minuten nog praatjes maar merk dat het daarna lastiger wordt. De benen voelen zwaarder aan en de weerstand gaat omhoog. Blijven trappen is het devies. In mijn ooghoek zie ik de wattages langzaam oplopen. Dat geeft een extra stimulans. Ik zweet inmiddels als een otter, hijg als een paard en loop rood aan. ‘Volhouden en trappen, trappen, doortrappen, KOM OP’ moedigt de sportarts mij aan. Nog even een laatste krachtsinspanning en de 20 minuten zitten er op. ‘Stop maar en uitfietsen’. Het valt me achteraf gezien mee, de minuten vliegen voorbij en je bouwt langzaam op tot maximale inspanning. Ik heb me van te voren drukker gemaakt dan nodig. Op naar de resultaten.

De resultaten

Met de handdoek om mijn nek puf ik nog even uit op de stoel bij de arts. ‘Mooi resultaat’ is het eerste wat hij zegt. ‘Voor jouw leeftijd en gewicht ben je in uitstekende conditie’, is de mededeling. ‘Zelfs in een lagere leeftijdsklasse zou je nog goed scoren’. Dat klinkt al goed, zonder bovenmatige inspanning vooraf is de basis gewoon aanwezig. Ik haal even opgelucht adem en krijg uitleg over de waardes die gemeten zijn. Ook krijg ik zicht op mijn hartslagzone’s. Omdat ik niet een powermeter op de fiets heb, is dat laatste handig als ik straks een schema ga volgen. Zo kan ik gerichter gaan trainen. Ik weet nu, dat als ik onder hartslag 126 blijf, het een hersteltraining is. Voor een rustige duurtraining zit ik tussen de 127 en 142. Ook mijn omslagpunt van 162 is bepaald. De maximale hartslag is 177. Genoeg cijfers om mee aan de slag te gaan. Met deze wetenschap in mijn achterzak bedank ik de arts en is het tijd voor stap 2: Het trainingschema samenstellen. Meer hierover lees je hier.